Om valse verwachtingen te voorkomen, geef je expliciet aan in hoeverre je de hulpvraag kan beantwoorden. Op deze manier is duidelijk voor de hulpvrager wat de hulpverlener wel en niet voor hem kan betekenen. Om hierop scherp antwoord te kunnen geven, beantwoord je voor jezelf de drie volgende vragen:

  • Kan ik dat?
  • Mag ik dat?
  • Wil ik dat?

Indien je op één van deze vragen “nee” moet antwoorden, zul je daarover duidelijk moeten zijn. Geef daarbij ook aan wat je wel kunt doen voor de hulpvrager. Het komt voor dat het niet (geheel) kunnen beantwoorden aan de hulpvraag aanleiding is om te verwijzen. Het is van belang dit helder te communiceren aan de hulpvrager, zodat een eventuele verwijzing niet uit de lucht komt vallen.