In fase 2 verheldert de hulpverlener de “vraag” van de cliënt. Bij trajectmatige hulpverlening zijn de persoonlijke leerdoelen van de cliënt hierbij uitgangspunt. Tijdens het verhelderen van de vraag, zet de hulpverlener zijn gesprekstechnieken actief in, om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de situatie. De hulpverlener verheldert de vraag op vier niveaus:
- Inhoud: wat is de situatie?
- Beleving: welke emoties spelen mee?
- Wensen: wat zou de hulpvrager willen met de situatie?
- Interactie met hulpverlener: hoe verloopt het contact tussen hulpverlener en hulpvrager?
Deze niveaus lopen tijdens een gesprek meestal door elkaar heen.
Fase 2 in eenmalig contact
Bij eenmalige chatgesprekken weet je meestal nog niets van de achtergrond van de vraag, dus zul je soms wat meer zijpaden moeten aftasten om erachter te komen wat precies de hulpvraag is. Ook hierbij is het van belang dat je aan allevier de niveaus aandacht besteedt. Tijdens fase 2 is het belangrijk om je bewust te zijn van je eigen referentiekader. Juist bij het verhelderen van het probleem van de ander is het risico dat je zaken invult vanuit je eigen beleving. En door de kanalenreductie is dat risico nog groter. Daarom is het van belang om in deze fase veel open vragen te stellen en regelmatig samen te vatten en te benoemen wat je denkt te merken aan de hulpvrager. De vier niveaus helpen je om een helder beeld te krijgen van de hulpvrager en zijn probleem. Als je denkt dat je alle relevante informatie op alle niveaus hebt verzameld, kun je deze samenvatten als overgang naar de volgende fase.